Van visie naar werkagenda

10-10-2023
{0} reacties

De visie Zicht op Nederland schetst een perspectief waarlangs het datafundament kan worden doorontwikkeld. In dit artikel zoomen we verder in, en kijken we naar de concrete ontwikkelingen die we in het vizier hebben, en de manier waarop we die de komende jaren kunnen realiseren. 

Dit artikel is eerder verschenen in Geo-Info, het tijdschrift van de vereniging Geo-informatie Nederland (GIN).

De hoofdstructuur die we hanteren in het programma Zicht op Neder­land - Datafundament is ook al toegelicht in het vorige artikel. Samenvattend: we werken aan een goed zicht op Nederland, om zo bij te dragen aan de realisatie van maatschappelijke opgaven. Om dat zicht op Nederland mogelijk te maken, werken we aan een geodatafundament dat bestaat uit in samenhang te gebruiken data die breed worden gedeeld. En om dit alles mogelijk te maken werken we aan de condities voor succes. 

Figuur 1. Hoofdstructuur Zicht op Nederland - Datafundament

Landkaart ZoN-Datafundament

In de visie zijn per onderdeel van de hoofdstructuur werkpakketten gedefinieerd: een agenda waar de komende jaren aan kan worden gewerkt. Het gaat hierbij om gewenste ontwikkelingen die de afgelopen jaren zijn onderkend, en waar in een aantal gevallen ook al een begin mee is gemaakt. Deze werkpakketten zijn gevisualiseerd in een landkaart (zie figuur 2). 

Figuur 2. Landkaart Zicht op Nederland - Datafundament


Het hoofddoel 'zicht op Nederland' is de stip op de horizon. Via een aantal 
'sporen' wordt daaraan gewerkt. De sporen komen overeen met de hoofdstructuur van de visie, en daar is nog een spoor aan toegevoegd. De werkpakketten vormen de haltes langs ieder spoor. Er is geen volgorde waarin de haltes moeten worden aangedaan.

Het is een kaart die het speelveld weergeeft in termen die herkenbaar zijn voor de spelers in het geoveld.

  • In het rode spoor (maatschappelijke opgaven) gaat het om het datagedreven werken aan deze opgaven, en het helder krijgen van de behoeften. 
  • In het oranje spoor (datafundament) gaat het om de positionering van het geodatafundament in nationale en Europese ontwikkelingen. 
  • In het blauwe spoor (samenhangende data) gaat het om de concrete dataverzamelingen waar de komende jaren aan wordt gewerkt. 
  • In het turquoise spoor (data delen) gaat het om werkprocessen en voorzieningen. 
  • In het paarse spoor (condities voor succes) gaat het met name om de benodigde organisatie, afspraken en financiering. 

Het vraaggestuurd ontwikkelen is als groen spoor toegevoegd. In dit spoor is een aantal maatschappelijke opgaven benoemd waar al concrete behoeften spelen. Deze behoeften vanuit gebruikers kunnen helpen om de ontwikkeling van onderdelen van het datafundament te versnellen. 

Wat loopt er al? 

Hoe kun je de landkaart gebruiken? In figuur 3 is een aantal reeds lopende ontwikkelingen geschetst. Veelal bevinden deze zich nog in de verken­ningsfase, maar deels loopt de realisatie ook al. De landkaart gebruiken om initiatieven te plotten, helpt om te zien waar meerdere initiatieven met het­zelfde bezig zijn. Dan kunnen we bezien of we de krachten kunnen bundelen. Daarnaast kan de landkaart ook helpen om te bezien met welke andere trajecten een ontwikkeling raakvlakken heeft. Enkele voorbeelden (zie kaders) illustreren dit.

Figuur 3. Lopende initiatieven geplot op de landkaart ZoN-Datafundament

 

Voorbeeld 1: Data voor energietransitie

Landkaart met markeringen (energietransitie)

Bij de energietransitie is het startpunt de informatiebehoefte vanuit deze maatschappelijke opgave (geel omcirkeld). Het gaat dan bijvoorbeeld om het in beeld hebben van reeds bestaande windturbines, zonnepanelen en het huidige elektriciteitsnet­werk. Maar evengoed gaat het om interessante nieuwe locaties. Deze vraag raakt een groot deel van de landkaart (oranje omcirkeld). 

In termen van samenhangende data gaat het om fysieke objecten en netwerken. Beeldmateriaal speelt een rol bij het detecteren van veranderingen hierin, en er zijn ook al goede resultaten geboekt met de inzet van kunstmatige intelligentie. Dakvormen in 3D helpen bij het bepalen van goede locaties voor zonnepanelen, en een 3D-beeld van windturbines maakt het mogelijk te bepalen waar mogelijk hinder door slagschaduw ontstaat. Ook data uit de energiesector spelen een rol, maar deze zijn nog niet altijd landelijk gestandaardiseerd en gedeeld. Tot slot is de aanpak regionaal, dus ook de bestuurlijke indeling van Nederland is van belang. 

Omdat het voor een belangrijk deel gaat om data die nu nog niet op een basisregistratie-achtige manier beschikbaar zijn, moet er op het gebied van de condities voor succes ookwat gebeuren. Goede afspraken en standaarden, waar nodig via regelgeving, zijn nodig. Net als sturing op de realisatie, en voldoende financiële middelen voor transitie en beheer. Dit voorbeeld geeft aan hoe de wensen vanuit één gebruiksveld invloed hebben op een groot deel van de landkaart. De landkaart helpt om die verbanden te zien en erop te sturen. 

Voorbeeld 2: 3D-basisbestand

Landkaart met markeringen (3D-basisbestand)

Het 3D-basisbestand begint met de aanname dat het voor vele vormen van gebruik nuttig is om over een landsdekkend en gestandaardiseerd 3D-bestand te beschikken. De aanpak is in zekere zin aanbodgedreven. Tegelijkertijd zie je als je de raakvlakken plot op de landkaart ZoN-Datafundament, dat dit bestand in potentie relevant is voor heel veel maatschappelijke opgaven en een groot deel van de huidige dataverzamelingen raakt. Deels om hiervan naast de huidige 2D-versie ook een 3D-variant te realiseren, deels als grondstof, bijvoorbeeld luchtfoto's en het hoogtebestand. 

Omdat het 3D-basisbestand een uitbreiding vormt op het huidige datafundament, moet er ook veel gebeuren aan alle onderdelen onder condities voor succes. Het moet voor gebruikers duidelijk zijn waarvoor ze het 3D-bestand mogen (en wellicht moeten) gebruiken. Er moet duidelijkheid zijn over de continuïteit, en dus ook over de financiering van de jaarlijkse actualisatie. En het moet duidelijk zijn hoe een landelijk 3D­-bestand zich verhoudt tot andere 3D-data. Dit voorbeeld laat zien hoe een generieke ontwikkeling van belang kan zijn voor vele maatschappelijke opgaven. 

Voorbeeld 3: Sloten en uitvoering nieuwe Europese landbouwregels

Landkaart met markeringen (Sloten - Mestregelgeving)


Dit voorjaar is de Europese regelgeving met betrekking tot het uitrijden van mest aangescherpt. Van belang is nu met name dat langs sloten een bufferzone wordt aangehouden waar geen mest wordt uitgereden, omdat deze anders in het oppervlakte­water terecht kan komen. Opeens werd het erg belangrijk dat we een goed beeld hebben van de sloten in Nederland en, omdat er voor de bufferzones onderscheid wordt gemaakt tussen sloten die het hele jaar water bevatten en droogvallende sloten, moet ook de classificatie van sloten goed zijn. 

Op zich kent de BGT (Basisregistratie Grootschalige Topografie) in het informatiemodel natte en droge sloten. Maar de actualiteit en volledigheid van de BGT in het buitengebied is op dit moment onvoldoende om deze nieuwe regelgeving goed te ondersteunen. De belangrijkste reden hiervoor is dat er tot nu toe geen taken waren die deze strenge eisen stelden. Dit is echter aan het veranderen. We gaan de komende jaren op allerlei terreinen nieuwe eisen zien aan de informatie over het buitengebied. Deze casus kan helpen om hier eerste stappen in te zetten. 

Op dit moment bekijken we met het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), de Rijksdienst voor Onder­nemend Nederland (RVO) en de waterschappen hoe de BGT-data kunnen worden geactualiseerd met behulp van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) en de jaarlijkse luchtfoto's, om ervoor te zorgen dat de juiste plaats van de sloten wordt geregistreerd. Voor verdere classificatie is aanvullende informatie nodig. Hierbij wordt gekeken naar de classificaties voor waterlopen in Inspire, en naar grondwater­standen uit de BRO (Basisregistratie Ondergrond). De bedoeling is dat deze informatie in 2024 al op orde is. 

In dit voorbeeld kan gebruik gemaakt worden van de reeds geldende spelregels voor de basisregistraties. Ook helpt het dat de RVO en de waterschappen al een rol hebben als bronhouder van de BGT. En dat er urgentie is bij het ministerie van LVN. Daardoor kan in deze casus veel worden opgelost met scherpere werkafspraken met betrekking tot de sloten, en bewaking dat deze afspraken worden nageleefd. Hiermee is het een voorbeeld van een relatief licht ontwikkeltraject. 

Deze voorbeelden laten zien dat je deels vanuit de gebruikstoepassingen kunt redeneren, deels vanuit de doorontwikkeling van de componenten van de data-infrastructuur zelf. En dat ontwikkelingen verschillen in omvang 
en complexiteit. 

Aanpak in tranches

Figuur 4. Ontwikkeling in tranches

In het programma ZoN-Datafundament willen we de komende maanden een aantal kansrijke ontwikkelingen benoemen waarvoor de condities voor succes ook voldoende aanwezig zijn. Die ontwikkelingen kunnen dan in realisatie worden genomen. Het gaat om ontwikkelingen die in beginsel in enkele jaren volledig kunnen worden afgerond. Is een traject te groot dan wordt het zo nodig opgedeeld. 

Zo kun je ieder jaar een nieuwe tranche starten, terwijl de eerdere reeds verder zijn in hun ontwikkeling. Figuur 4 geeft dit goed weer. Uiteraard geldt dat de regierol permanent is, en dat er altijd beheer en onderhoud van het gerealiseerde nodig is. Wie kansrijke ontwikkelingen ziet, kan via contact opnemen met het programma ZoN-Datafundament.

Bekijk ook

 
 
 
Cookie-instellingen